Soortinventarisatieprotocollen
De Soortinventarisatieprotocollen 2023 zijn aangeboden aan de provincies, IPO en RVO. Daarbij heeft het Netwerk Groene Bureaus gevraagd aan te geven welkeonderzoeksmethoden het bevoegd gezag in het kader van ontheffingverlening voor de Wet natuurbescherming voorschrijft en waar - indien gepubliceerd - adviesbureaus die kunnen vinden.
De inventarisatie heeft tot doel de aangesloten adviesbureaus te kunnen informeren over de onderzoeksmethoden die het bevoegd gezag als voorwaarde stelt bij ontheffingverlening. Deze informatie kan de afhandeling van ontheffingenaanvragen versnellen wat – zeker in het kader van de komende Omgevingswet – voor zowel bevoegde gezagen als adviesbureaus noodzakelijk is.
Het Netwerk Groene Bureaus ontsluit deze informatie via zijn eigen website.
Met het inventariseren en publiceren verwacht het Netwerk Groene Bureaus ook eventuele verschillen in beoordeling van onderzoek tussen individuele medewerkers binnen een bevoegd gezag te verminderen. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een uniforme en meer voorspelbare uitvoering van de Wet natuurbescherming.
De (nu zes) ontvangen reacties van de bevoegde gezagen zijn hieronder opgenomen:
Provincie Drenthe
Provincie Friesland (Fryslân)
Provincie Noord-Brabant
Provincie Overijssel
Provincie Utrecht
Provincie Zeeland
Provincie Drenthe
23 november 2023
Als provincie Drenthe hebben wij geen standpunten waarin we afwijken van de in de soorteninventarisatieprotocollen beschreven onderzoeksmethoden. Wij zien deze nieuwe protocollen als een prettige handreiking voor de beoordeling van ontheffingsaanvragen en de onderzoeksinspanning. Echter, onder goede ecologische onderbouwing willen we nog wel eens met de ecoloog mee gaan in een onderzoek dat afwijkt van de inventarisatieprotocollen en/of de kennisdocumenten, maar dit zijn vaak uitzonderlijk gevallen en betreft maatwerk.
Jolita van den Hof
Team Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
+31 592 365409
Westerbrink 1 | Postbus 122, 9400 AC Assen
+31 592 365555 | post@drenthe.nl
http://www.provincie.drenthe.nl/
Provincie Friesland (Fryslân)
23 november 2023
Vanuit provincie Friesland hanteren we de onderzoeksmethoden vanuit Kennisdocumenten, de soortinventarisatieprotocollen en het Vleermuisprotocol.
Verder hanteren we de volgende richtlijnen voor wat betreft edna:
• Grote modderkruiper: ja (zowel aantonen -mits inschatting van de populatiegrootte niet noodzakelijk is- als uitsluiten)
• Waterspitmuis: ja (zowel aantonen als uitsluiten, mits goed onderbouwd -met name bij uitsluiten- en afhankelijk van de manier waarop het edna onderzoek is uitgevoerd. Wij hebben momenteel een opdracht uitgezet voor een onderzoeksprotocol edna-onderzoek waterspitsmuis)
• Andere soorten: mogelijk (ja indien enda wordt gebruikt voor aantonen mits inschatting van de populatiegrootte niet noodzakelijk is en de methode onderbouwd is, nee indien edna wordt gebruikt voor uitsluiten aanwezigheid. In laatste geval is dan nog nader aanvullend onderzoek nodig om afwezigheid met voldoende zekerheid te onderbouwen)
Wanneer er een aanvraag reeds is ingediend en het blijkt dat er mogelijk nog een andere soort speelt dan kunnen we in afstemming met de adviseur en initiatiefnemer kijken wat voor die situatie het meest passend is: of alsnog nader onderzoek uitvoeren of uitgaan van worst case situatie en aannemen dat de soort aanwezig is (dit laatste zullen we niet voor alle soorten/functies toestaan. Het blijft maatwerk per casus).
We hebben bovenstaande niet als richtlijn op onze website gepubliceerd. Wel hebben we recent onze eisen aan de ecologisch deskundige en quickscan gepubliceerd: Vereisten Ecologisch deskundige en Ecologisch onderzoek | Fryslan
Kim Mulder
Sr. vergunningverlener soortenbescherming
Team Groene Regelgeving
k.mulder@fryslan.frl | 06 275 90 904
Tweebaksmarkt 52 (besikersadres)
Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden
(058) 292 5925 / provincie@fryslan.frl
WhatsApp: 06 10 26 88 31
www.fryslan.frl
Provincie Noord-Brabant
6 december 2023
De provincie Noord-Brabant schrijft geen specifieke onderzoeksmethoden voor omdat de benodigde onderzoeksmethode en inspanning afhankelijk is van verschillende factoren en per casus kan verschillen. Het is daarom aan de ecologisch deskundige om de benodigde onderzoeksmethode en inspanning te bepalen. Voor het bepalen van de wijze van onderzoek kan een ecologisch deskundige onder andere gebruik maken van de onderzoeksmethodes die beschreven staan in de kennisdocumenten of in andere landelijk geaccepteerde onderzoeksprotocollen zoals het Vleermuisprotocol en de Soortinventarisatieprotocollen.
Voor de inhoudelijke beoordeling van ontheffingsaanvragen worden de kennisdocumenten zoveel mogelijk toegepast. Dit wil echter niet zeggen dat enkel de onderzoeksmethoden die in de kennisdocumenten beschreven staan geaccepteerd worden. Er zijn immers ook soorten waarvoor geen kennisdocument beschikbaar is. Wij beoordelen voor elke aanvraag afzonderlijk of dat er sprake is van gedegen onderzoek, gelet op de soorten en functies waarop de aanvraag betrekking heeft. Een goede onderbouwing over de effectiviteit van het uitgevoerde onderzoek is daarbij belangrijk, in het bijzonder als afgeweken wordt van de onderzoeksmethoden die in de kennisdocumenten beschreven staan.
Kees Straates
Specialist Wet natuurbescherming
+316 34 01 99 98.
T 088 - 7430 000 (algemeen nummer)
Info@ODBN.nl E kstraates@ODBN.nl
Victorialaan 1
5213 JG ’s-Hertogenbosch
Provincie Overijssel
4 december 2023
Geen nader veldonderzoek bij kleine marterachtigen en EGEL
Wel per soort het opstellen van een ecologische functiekaart, waarop de aanwezige functies van de verschillende gebiedsdelen zijn weergegeven. Bij de functies gaat het om mogelijke verblijfplaatsen, voortplantingsplaatsen, foerageergebied, verbindingszones, zoveel mogelijk soortspecifiek weergegeven.
Dit moet in beeld zijn van het projectgebied en een ruime zone (minimaal 1 km) daaromheen, zodat ook de relatie met de omgeving goed in beeld is.
Door de projectlocatie op de ecologische functiekaart te projecteren wordt duidelijk wat er verloren gaat aan leefgebied/functie voor de betrokken soort. Hetgeen dat verloren gaat moet worden gemitigeerd of gecompenseerd. Een mitigatieplan is een verplicht onderdeel bij de aanvraag. Let bij mitigatie/compensatie op dat de locatie, waarop deze is gepland, wel in eigendom moet zijn bij de initiatiefnemer van de voorgenomen activiteit. Als de compensatielocatie geen eigendom is, dan is ook een overeenkomst met de terreineigenaar nodig. Deze moet door beide partijen ondertekend zijn.
Bij de aanvraag voor één van deze soorten moet, naast de natuurtoets, voorzien van:
• Ecologische functiekaart per betrokken soort
• Mitigatieplan
• Eventueel getekende overeenkomst met een derde partij
Maak de relatie met de omgeving van het projectgebied inzichtelijk
Zeker als het argument wordt gebruikt dat ‘elders meer dan genoeg alternatieve locaties aanwezig zijn’. Beperk een nader onderzoek niet tot strikt de projectlocatie. De projectlocatie is geen eiland, maar een onderdeel van de ruime omgeving. Dat geldt zeker als het om natuurwaarden gaat.
Het is volstrekt onvoldoende om bijvoorbeeld alleen op basis van hetzelfde type huizen te suggereren dat buiten de projectlocatie meer dan voldoende alternatieve verblijfplaatsen zijn. Een dergelijke stelling moet zijn onderbouwd. Die andere huizen zijn mogelijk al verduurzaamd en ongeschikt geraakt als verblijfplaats voor de betrokken soort. Ook voor andere omstandigheden geldt dat het altijd noodzakelijk is om inzicht te hebben in de onderlinge relatie met de omgeving en de mogelijkheden om elders een alternatieve locatie te vinden.
Onze eis aan een nestkast voor huismussen wijkt af
Binnen Overijssel is afgesproken dat wij niet het kennisdocument huismus volgen waar het om de maatvoering van een nestkast gaat. Onze richtlijn voor de aan te houden maten voor een huismussenverblijfplaats (nestkasten) zijn een vloeroppervlak van circa 13x25 cm en een hoogte van circa 14 cm. Huismussen blijken dergelijke verblijven eerder te accepteren dan kasten met een andere maatvoering.
Afwijken van protocollen is altijd toegestaan mits goed onderbouwd
Wij gaan zoveel mogelijk uit van de meest recente wetenschappelijke inzichten. Kennisdocumenten en andere protocollen zien wij slechts als een leidraad. Elke situatie is anders en de inzichten veranderen ook naarmate er meer technische mogelijkheden zijn en aantoonbaar betere resultaten opleveren.
Ria van Leeuwen
Specialist Wet natuurbescherming
Team Publieke Dienstverlening – vergunningen
telefoonnummer 06 10 98 20 63 of B.G.G. 038 499 88 99, optie 2
Provincie Overijssel | Postbus 10078 | 8000 GB Zwolle
Provincie Utrecht
14 november 2023
De provincie Utrecht volgt bij de beoordelingen van aanvragen in het kader van soortenbescherming de actuele kennisdocumenten, onze “Handleiding Aanvraag Ontheffing Soortenbescherming bij Ruimtelijke ingrepen” en aanvullend de actuele soortinventarisatieprotocollen. Hierbij is ons uitgangspunt om in onze toetsing niet strenger te zijn dan deze documenten.
De handleiding is via de website van provincie Utrecht te vinden via Werkzaamheden met gevolgen voor beschermde dieren of planten | provincie Utrecht (provincie-utrecht.nl).
Ilona Brandsma
Vergunningverlener soortenbescherming
Provincie Utrecht
Archimedeslaan 6 | Postbus 80300 | 3508 TH | Utrecht
provincie-utrecht.nl
Provincie Zeeland
Datum: 21 november 2023
Bij Provincie Zeeland houden wij een aantal methoden aan die algemeen geaccepteerd worden, zoals het vleermuisprotocol, de Kennisdocumenten van BIJ12 en de soortinventarisatieprotocollen van het Netwerk Groene Bureaus. Daarnaast maken wij nog gebruik van de handreiking kleine marters van Noord-Brabant. Het is bij ons niet verplicht om deze methoden te volgen, maar als hiervan afgeweken wordt, zal dit wel altijd goed gemotiveerd moeten worden.
Aangezien geen van deze methoden door Provincie Zeeland zijn opgesteld, hebben wij deze methoden niet op onze website gepubliceerd.
Leroy Hoogland | Adviseur natuur en landschap
M. 06 25 72 66 34 E. l.hoogland@zeeland.nl
Provinciehuis | Abdij 6, 4331 BK Middelburg | +31 118 631011
Postbus 6001, 4330 LA Middelburg | www.zeeland.nl |
(Nog) geen reactie
Provincie Flevoland
Provincie Gelderland
Provincie Groningen
Provincie Limburg
Provincie Noord-Holland
Provincie Zuid-Holland
Rijksoverheid
Richtlijn Vleermuisonderzoek Grote Gebieden
De Richtlijn Vleermuisonderzoek Grote Gebieden en het achtergronddocument zijn aangeboden aan de provincies (hoofden afdeling vergunningverlening), IPO en RVO, met daarbij het verzoek aan te geven welke onderzoeksmethoden voor vleermuisonderzoek in grote gebieden het kader van vergunningverlening voor de Omgevingswet wordt voorgeschreven.De reacties zijn hieronder opgenomen.
Provincie Drenthe
19 feb 2024
Dank voor het opstellen en delen van deze stukken. Daar was wel grote behoefte aan. Hoewel ik denk dat veel bureaus aan zullen geven dat de omschreven onderzoeksinspanning wel ver gaat (qua frequentie), zullen we het als leidraad hanteren. Tot op heden hanteren we het vleermuisprotocol en kennisdocumenten van BIJ12. Voor grote gebieden kan daar gemotiveerd van af worden geweken qua frequentie of nauwkeurigheid. Dit is maatwerk waarvoor we geen standaard beleid of beleidsdocument hebben. De vraag is steeds of het binnen het acceptabele ligt of niet. We hebben verschillende SMP's beoordeeld en uiteindelijk goed gekeurd, terwijl deze toch behoorlijke verschillen in benadering van de onderzoeksinspanning hadden. Voor de gemeentelijke SMP ontheffingen in het kader van na-isolatie kijken we ook naar de beschrijvingen in de handreikingen van Utrecht en Friesland.
Wij wijken inderdaad wel eens af van de protocollen of van de kennisdocumenten. Het zijn immers 'slechts' richtlijnen. Dit is vaak op voorstel van het ecologisch bureau. Mits dit uitermate goed onderbouwd is en ecologisch gezien niet onwenselijk wordt geacht, kunnen we hier mee instemmen. Dat gebeurd in overleg. Het komt ook wel eens voor dat we aspecten uit het kennisdocument bijna nooit meer accepteren. Denk daarbij aan het natuurvrij maken doormiddel van tocht. Dit heeft daarentegen vaak geen gevolgen op de onderzoeksmethode.
Zoals al aangegeven heeft Drenthe geen beleidsdocument waarin we precies de onderzoeksmethoden in hebben vastgesteld. Wellicht voor ons een zaak om over na te denken. We willen daarentegen wel flexibel blijven en in kunnen spelen op recente ontwikkelingen op ecologisch gebied.
Als u nog vragen of opmerkingen heeft, kunt u uiteraard contact met mij opnemen.
Barend Huisman
Team VTH
+31 592 365616
Westerbrink 1 | Postbus 122, 9400 AC Assen
+31 592 365555 | post@drenthe.nl
Provincie Gelderland
28 feb 2024
Bij deze een bericht over welke protocollen Gelderland hanteert voor vleermuizen bij de beoordeling van aanvragen Omgevingsvergunning flora en fauna activiteit:
• De “Richtlijn Vleermuisonderzoek Grote Gebieden” is alléén van toepassing voor een nulmeting ten behoeve van een soortmanagementplan (SMP) voor een gemeente.
• De onderzoeksinspanning zoals die door ons is opgesteld voor de generieke methodiek voor woningcorporaties, is alléén van toepassing binnen een generieke omgevingsvergunning. Deze hangt namelijk sterk samen met de extra inspanning op de mitigatie.
• Voor losse projectaanvragen wordt nog steeds de onderzoeksinspanning conform het vigerende vleermuisprotocol (2021) de kennisdocumenten van BIJ12 gehanteerd. Van bovengenoemde onderzoeksmethodieken kan alleen met een goede ecologische onderbouwing worden afgeweken en alleen met goedkeuring vooraf.
Daarnaast bij deze ook het Toelichtingsformulier aanvraag soorten, wat recent is geupdate. Dit formulier is ook te vinden op onze website onder: Vergunning beschermde soorten (gelderland.nl) onder kopje ‘wat moet ik bij de aanvraag toevoegen?’
Wijzigingen hebben betrekking op o.a. update Omgevingswet, update kennisdoc gierzwaluw, Richtlijn grote gebieden vleermuizen en kleine marters.
Daphne Landewee
Senior vergunningen soortbescherming Omgevingswet
Afdeling Vergunningverlening
026 3599364 | sms of whatsapp 06 52801293 | d.landewee@gelderland.nl |
Omgevingsdienst Noord-Holland Noord
7 maart 2024
Dank voor het delen van de richtlijn, dit stellen we zeer op prijs.
Op dit moment schrijft provincie Noord-Holland nog niks voor. De beleidslijnen/kaders omtrent SMP worden nog opgesteld. Wel wijzen wij aanvragers op de door u opgestelde richtlijn. En treden wij in (voor)overleg over voorgenomen onderzoeksinspanningen waar het grote gebieden betreft.
Wanneer de richtlijnen bekend zijn worden deze gepubliceerd door de provincie Noord-Holland.
E. (Ellis) Bemelmans
Vergunningverlener, Natuurbescherming
T 088 – 1021 787 | 088 – 1021 300
ebemelmans@odnhn.nl
Provincie Overijssel
5 feb 2024
Wij schrijven geen onderzoekswijze voor. Bij de vergunningverlening hanteren wij wel de in de kennisdocumenten en vleermuisprotocol opgenomen protocollen. Als een aanvrager wil afwijken, dienen ze dat in de aanvraag te motiveren. Als het onvoldoende is gemotiveerd, kunnen we aanvullende gegevens vragen of de aanvraag niet in behandeling nemen. De protocollen en richtlijnen zijn geen wet, maar een hulpmiddel om onderzoek te beoordelen.
Wat precies de rol wordt van de nieuwe richtlijn moeten we nog intern afstemmen met de directe collega’s en de collega’s van de beleidsafdeling.
Gerard Wijnsma
G.Wijnsma@overijssel.nl
Provincie Zeeland
5 feb 2024
In onze beleidsregels staat dat er gebruik gemaakt dient te worden van de meest recente, vastgestelde soort-specifieke onderzoeksprotocollen. Hier mag van afgeweken worden, maar dan moet goed onderbouwd worden waarom, zodat voor ons de noodzaak en het effect te toetsen is.
Onze beleidsregels zijn terug te vinden op: Besluit van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland tot vaststelling van beleidsregels voor natuurbescherming (Beleidsregels Natuurbescherming Zeeland 2022) | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl). Het gaat hier specifiek om bijlage 3 van de beleidsregels.
Met vriendelijke groet,
Leroy Hoogland | Vergunningverlener natuurbescherming
06 25 72 66 34
l.hoogland@zeeland.nl