Netwerk Groene Bureaus

netwerk groene bureaus
brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging

12 juni 2012

Maak een eind aan de irritatie over modderkruipers en zeggeslakken. Het Netwerk Groene Bureaus bezweert effectief problemen te kunnen voorkomen. Wie niet wil luisteren naar de ecologen krijgt straks de dure juristen op zijn dak. De groene bureaus bijten meer dan voorheen van zich af. Den Haag, schiet toch op met de nieuwe aanbestedingsprocedures. De natuurwet? Broddelwerk.

Onder voorzitterschap van Johan Burger wringt het Netwerk Groene Bureaus zich naar een plek op de voorgrond. De directeur van adviesbureau ATKB stuurt op verdere professionalisering en ondernemerschap. Wil bovenal dat zijn ecologen serieus worden genomen. Vraagstukken genoeg. Kennis ruim voldoende. Waarom leiden knelpunten dan zo vaak tot conflicten waar een jurist aan te pas moet komen?

 

“De uitvoering van het natuurbeleid boert achteruit”, constateert Burger. Vraag maar een omgevingsvergunning aan. De ambtenaren van de gemeente staan met de oren te klapperen. Terwijl bij hen toch de zorgplicht is neergelegd.

“Ga bij een conflict maar naar de rechter, krijg je te horen. Hetzelfde laken een pak bij de Flora- en faunawet. En dat staat ons bij de natuurwet opnieuw te gebeuren. Wie heeft daar baat bij? Alleen de juristen. Het imago van onze branche krijgt klap na klap. De voorgestelde natuurwet versterkt de tegenstellingen tussen natuur en economie. Handhaving is niet goed mogelijk. Ons netwerk neemt zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid en protesteert.”

Uitlaatklep

Het Netwerk Groene Bureaus is in 1998 opgericht door Hans Waardenburg. Twaalf jaar was hij voorzitter. De directeur van het gelijknamige bureau slaagde een platform te creëren voor een bedrijfstak in opkomst. De bijeenkomsten functioneerden als welkome uitlaatklep en startpunt van discussies over kwaliteitsverbetering. Ecologen met elkaar in discussie, maak daar maar een voorstelling van.

Burger: “De organisatie was vooral intern gericht. Het bestuur wilde een stap maken en vroeg mij als nieuwe voorzitter. Geen ecoloog, zowaar een voorzitter van een ondernemersvereniging, commercieel gericht. Verdacht dus.”

De voorzitter in spe, afgestudeerd in Wageningen als cultuurtechnicus, dompelde zich bij de jaarvergadering in het ecologendebat en werd flink doorgezaagd. Wat had die doorgewinterde CDA’er (voorzitter afdeling Zuid-Holland) en volgens zakenblad IntoBusiness machtigste man van Zoetermeer te zoeken bij de fijnbesnaarde ecologen? “Ik heb waardering dat het bestuur met mij in zee wilde. Raakte zelf enthousiast. Ik kom uit de bodemwereld. Daar hebben de gremia invloed. Het verbaasde me dat de groene bureaus zo onbekend zijn.”

Tot leven kwam weer de invoering van de Ecologische Hoofd Structuur, zo rond de eeuwwisseling. “In programma’s als Vroege Vogels hoorde je de ecologen elkaar afvallen. Hoe kon dat nou? Leuk om te horen natuurlijk, al die verschillen. Maar zoiets komt slecht over. Niet goed voor de bedrijfstak. Kom eerst samen maar eens tot overeenstemming voor je naar buiten treedt.”

Door de grote interne gerichtheid bleef – professioneel gezien – bij de ecologen de aanzwellende maatschappelijke frustratie onderbelicht. Geen certificeringen in de bedrijfstak, geen heldere klachtenprocedures. In Burgers ogen zou het groene netwerk het beste kunnen functioneren als brancheorganisatie van niks anders dan commerciële adviesbureaus die zich tot taak gesteld hebben ontwikkelingen mogelijk te maken.

“Je kon op bijeenkomsten van bouwers horen dat goede ecologen niet bestonden. De enige goede ecoloog was een dode. Vreemd, want in de sector werken heel veel goede mensen. De kwaliteit was toch niet zo beroerd dat je honderden klachten kreeg.”

Met Burger kwam een man binnen die gewend is statements af te geven. Hop, weer een steen in de vijver. Laat maar van je horen. Tot zijn verrassing kwam vorig najaar op de aanval op de Natuurwet nauwelijks reactie. Terwijl zijn organisatie toch alle kennis bundelt van zeventig bedrijven die wat de ecologie betreft het beste bieden wat Nederland in huis heeft. De leden zijn afkomstig van uitblinkers als DHV, Grontmij en Witteveen+Bos. Noem ze maar op, van Arcadis en Aequator tot Taken en Tauw. “Onze argumentatie dat de Natuurwet niet uitvoerbaar is, maakte weinig indruk. Best lastig. We worden blijkbaar gezien als een milieulobby. Alles zal via de rechter gaan, handhaving is niet te doen. Wij zijn de inrichters van Nederland. Je zou verwachten dat als zo’n club met bezwaren komt de staatssecretaris zich minstens afvraagt: wat bedoelen jullie eigenlijk?”

Eenpitters

De voorzitter van het Netwerk Groene Bureaus benadrukt zich te zien als partner van het bedrijfsleven, met een onafhankelijke inbreng. Zijn organisatie trekt om de krachten te bundelen op met NLingenieurs, de Unie van Waterschappen en Deltares. Of zijn club niet beter op kan gaan in brancheorganisatie NLingenieurs? Geen denken aan. Het netwerk telt vele eenpitters en kleine bureaus die terugdeinzen voor de hoge contributiegelden die NLingenieurs in rekening brengt. Het startbedrag van jaarlijks 400 euro houdt iedereen bij elkaar.

Postzegelacties

Burger begrijpt de ergernis over modderkruipers, zeggeslakken en ander klein grut. Hij spreekt over irritatie door hinderlijke postzegelacties. “Eigenlijk zijn er niet zo veel problemen. Het is meer een kwestie van procesbeheersing en daar kunnen juist de ecologen een goede bijdrage aan leveren. Veel knelpunten vinden hun oorzaak in Natura 2000 en de Nederlandse toevoegingen aan het Europese beleid. Daaraan hebben we de Dierenpartij te danken.”

De natuur valt volgens Burger prima te beschermen door elders te compenseren. Bij dieren denkt hij aan concrete managementplannen per soort. “Plannen die staan voor het behoud van de diersoort in een gebied, dus niet op postzegelniveau. De kennis hiervoor is bij de leden van het Netwerk Groene Bureaus ruim aanwezig. Men is breed enthousiast. Het probleem zit in de voorfinanciering, helaas krijgt de werkwijze politiek geen prioriteit. Wij leven van de mitigatie, van de dynamiek. Niet van de behoudzucht.”

Bron: Cobouw, 12 juni 2012